De jurk van Vogelaar
Utrecht, 9 februari 2008
'Ze maken ons prachtige Turkije kapot.' Terwijl binnen gestemd wordt over een omstreden grondwetswijziging die het dragen van een hoofddoek op de universiteit mogelijk moet maken, verzamelen zich buiten het parlementsgebouw in Ankara tienduizenden mensen. 'De islamisten draaien de seculiere Republiek de nek om,' roepen de demonstranten, woest met Turkse vlaggen zwaaiend. Het hoger onderwijs was jarenlang verboden terrein voor studentes die een hoofddoek wilden dragen. Maar in die eerste koude maanden van 2008 slaan twee grote politieke partijen de handen ineen om dat te veranderen. Tot grote ergernis van de betogers voor het parlement. Geloven doe je maar in de moskee. Geen religieuze poespas op de universiteit.
De emoties lopen hoog op. Bij veel demonstranten liggen de gebeurtenissen van een jaar eerder nog vers in het geheugen. Toen had de hoofddoek ook al voor grote opschudding gezorgd. In april 2007 stemde de volksvertegenwoordiging over het voorstel om Abdullah Gül, op dat moment minister van Buitenlandse Zaken, tot de nieuwe president van Turkije uit te roepen. Güls kandidatuur stuitte op hevig verzet, omdat zijn echtgenote met bedekt hoofd door het leven ging. Protestmarsen in steden als Ankara, Istanbul en Izmir brachten honderdduizenden mensen op de been. Veel Turken vonden dat een vrouw die een hoofddoek droeg niets in het presidentiële paleis te zoeken had. Ze kregen nul op het rekest. Gül werd uiteindelijk toch de nieuwe president. Ook de betoging op 9 februari 2008 haalde weinig uit. Het overgrote deel van de volksvertegenwoordigers stemde in met de wetswijziging die studeren met een hoofddoek mogelijk moest maken.

In Frankrijk leek de politiek juist de andere kant op te bewegen. Begin 2004 had het Franse parlement het dragen van opvallende religieuze symbolen in het 'publiek' basis- en middelbaar onder wijs verboden. Toen dat jaar op 2 september na een lange zomervakantie de schoolhekken openzwaaiden, werd streng gecontroleerd of iedereen zich wel aan de nieuwe voorschriften hield. Meisjes die een hoofddoek droegen, werden aan de poort geweigerd.
Het verbod past binnen de Franse traditie waarin de maatschappelijke invloed van geloof en kerk zo veel mogelijk aan banden wordt gelegd. Groot was dan ook de consternatie toen de Franse president Nicolas Sarkozy eind 2007 stelde dat religie een onmisbare schakel is in het bevorderen van respect voor gedeelde normen en waarden. Hij deed zijn uitspraken in de Romeinse basiliek Sint-Jan van Lateranen tijdens een bezoek aan Benedictus xvi. Franse opinieleiders reageerden geschokt. De kleine president gedroeg zich als een pauselijk schoothondje. Frankrijk had het geloof heus niet nodig om onderscheid te kunnen maken tussen goed en kwaad. De reacties uit de Vaticaanse wandelgangen waren om begrijpelijke redenen positiever. Het verbod op religieuze symbolen was daar in 2004 als verraad aan de rooms-katholieke wortels van Frankrijk bestempeld. Na de invoering werden leerlingen er soms door hun docenten op aangekeken als zij een ketting met daaraan een kruis droegen. De woorden van Sarkozy waren volgens het Vaticaan een terechte herwaardering van de positieve maatschappelijke bijdrage van het geloof.

Lang is gedacht dat religie de samenleving via een achterdeurtje zou verlaten. Het gelijk van een godsdienst valt niet met zinnige argumenten te onderbouwen en geloven in deze of gene god wrikt met de moderne tijd. Er zou dan ook vanzelf een dag komen dat mensen hun godsdienstige overtuigingen overboord zouden kieperen. Of op zijn minst relativeren.
In Turkije en Frankrijk blijkt deze vlieger maar gedeel telijk op te gaan. Beide landen worstelen met hun religieuze erfenis. In Nederland zijn de kerken leeggelopen, maar ook hier is de rol van religie niet uitgespeeld. Tijdens de formatie van het vierde kabinet-Balkenende verschenen er in de kranten waar schuwingen tegen een kongsi van de protestantse partijleiders van cda, ChristenUnie en Partij van de Arbeid. Zij zouden een conservatief regeringsprogramma in elkaar aan het timmeren zijn. Er werd zelfs gevreesd dat cda en cu Nederland in een christelijke modelstaat wilden veranderen. De rol van het christendom lijkt op politiek niveau nog niet uitgespeeld.
En wat te denken van de islam? Een nieuwe speler op de Nederlandse religieuze markt. Sommige moslims willen meer ruimte om volgens de eigen geloofsvoorschriften te leven. En die wordt hun niet zomaar gegund. Veel van de verlangde vrijheden staan hoog genoteerd op het lijstje discussiethema's voor vrijdagmiddagborrels en talkshows. Net als de daad zelf is het debat over het onverdoofd slachten van lammetjes tij dens het Offerfeest een jaarlijks terugkerend ritueel. Met stip ge stegen is de weigering van sommige moslims om mensen van het andere geslacht de hand te schudden als ze geen familie zijn. Maar net als in Turkije en Frankrijk is het de hoofddoek die de show steelt. Dit kledingstuk lijkt niemand koud te laten. Politici en opiniemakers hebben zich er de afgelopen jaren massaal op gestort. In debatten in de Tweede Kamer duikt hij op, er zijn hele internetfora aan gewijd en er worden boeken over volgeschreven. De hoofddoek blijkt een dankbaar onderwerp voor woordspelerige titels. Van Stof tot nadenken en De islam ontsluierd tot Achter een sluier van tranen. Soms zijn de titels programmatisch: Af die hoofddoek!, soms genuanceerder: De een behoofddoekt, de ander niet.

Toen ik in 2005 een onderwerp voor mijn afstudeerscriptie Ethiek zocht, was de keuze snel gemaakt. Ik wilde erachter komen hoe het toch mogelijk was dat de hoofddoek de gemoederen overal in Europa zo kon verhitten. De vaak heftige discussies moesten wel over meer gaan dan alleen een lap stof. Maar waarover dan? Steevast vertelden tegenstanders van de hoofddoek me dat zij dit soort religieuze uitingen niet bij een moderne samenleving vonden passen. Deze hoofdbedekking was het symbool van een godsdienst zonder Europese wortels en het uithangbord voor een conservatieve moraal die bestreden moest worden. De hoofddoek stond gelijk aan de vrouwelijke onderwerping aan de man. Mijn conclusie was dat het in het debat draait om de vraag in wat voor een samenleving we willen leven. Welke waarden en normen horen daarbij en hoeveel vrijheid krijgen mensen om daarbinnen hun eigen weg te zoeken?
In de hoofddoekdiscussie gaat het dan vooral om de legitimiteit van afwijkende overtuigingen en handelingen met een religieuze achtergrond. Op het Europese erf hebben godsdienstige uitingen eeuwenlang een beeld bepalende plek gehad. Gebeier van kerkklokken van de vroege ochtend tot de late avond, processietochten dwars door de stad, zwart gekapte nonnen in de straat. En net toen die tijd een beetje over leek, waren daar plotseling opnieuw vrouwen die hun hoofd bedekten. Kan zoiets nog wel in het publieke domein?
Ik reisde af naar Frankrijk om in Parijs onderzoek te doen voor mijn scriptie. Waarom had de Franse regering ervoor gekozen om op onderwijsinstellingen religieuze symbolen zoals de hoofddoek te verbieden, terwijl je in Nederland wel met een bedekt hoofd het schoolgebouw binnen mag? In de vijf maanden dat ik in Parijs werkte, kreeg ik vaak te horen dat mijn verbazing over het strenge Frankrijk typisch Nederlands was. Prachtig natuurlijk, die tulpen, klompen en ongebreidelde vrijheid, maar die Hollanders waren ondertussen wel vergeten om te investeren in integratie. In de polder had iedereen de mogelijkheid om binnen zijn eigen ideologische of religieuze clubje te blijven hangen, omdat een groot verhaal ontbrak over wat het betekende om burger van de Lage Landen te zijn. Nee, dan Frankrijk. Dat durfde een daad te stellen. En trouwens, het Franse beleid was eigenlijk best liberaal. In Turkije was zelfs het hoger onderwijs verboden terrein voor wie een hoofddoek droeg. Zo ver wilde Frankrijk niet gaan. Ik werd nieuwsgierig toen ik merkte dat het hoofddoekbeleid in Turkije een belangrijk ankerpunt was in de Franse discussie. Nadat ik was afgestudeerd wilde ik graag een kijkje nemen in de Turkse keuken. Van de Turken staat 99 procent als moslim te boek en toch is de hoofddoek omstreden. Om iets van dat raadsel te begrijpen, bracht ik de eerste helft van 2007 in een heet Istanbul door. Eind augustus was ik weer terug in Nederland. Op tijd om de eerste Prinsjesdag van het kabinet-Balkenende IV mee te maken. In de krant las ik dat er te midden van alle plechtstatigheid een relletje was ontstaan over de jurk die minister Ella Vogelaar voor deze jaarlijkse Haagse modeshow had uitgekozen. Een lange, okerkleurige robe met daarover een grijs jasje. Gemaakt in het atelier van de Nederlandse couturier Houda El Fechka. De ontwerpster had haar inspiratie gehaald uit oude Marokkaanse kledingtradities. Het onafhankelijke Kamerlid Rita Verdonk, die dag zelf gehuld in zwart en wit, zei in een interview dat de jurk deed denken aan de kleding van imams. En zoiets paste niet bij de post van Vogelaar, die van minister van Integratie. Juist zij zou in haar kledingkeuze moeten laten zien waar de Nederlandse cultuur voor stond.
Ik legde de krant neer en schonk mezelf nog wat koffi e in. Ook in Nederland woedde in alle hevigheid de discussie over de inrichting van de samenleving en over welke elementen daar al dan niet in thuishoren. Ik vroeg me af of er voor Nederland nog iets te leren viel van de debatten over religie in het publieke domein die aan de oevers van de Seine en de Bosporus gevoerd werden. Tamar is het resultaat van mijn zoektocht naar een antwoord.
Dit boek is geschreven op basis van interviews, protestmanifestaties, juridische uitspraken, pauselijke brieven, commissierapporten, trieste geschiedenissen en persoonlijke herinneringen. De basis is gelegd in mijn afstudeerscriptie aan de Protestantse Theologische Universiteit, waar ik werd begeleid door dr. Lieke Werkman en prof.dr. Frits de Lange. Dankzij de ondersteuning van mijn universiteit kon ik naar Slowakije en Hongarije afreizen en in Parijs studeren. Aan de Faculte Libre de Theologie Protestante de Paris was prof.dr. Olivier Abel mijn inspirator.
Een beurs via het Culturele Verdrag tussen Nederland en Turkije en giften van de stichtingen Zonneweelde en Fonds Legaat Ad Pias Causas maakten een halfjaar studie in Istanbul mogelijk. Daar werd ik in de watten gelegd door de Istanbul Bilgi Universitesi en begeleid door prof.dr. Niyazi Oktem. Tijdens het schrijven stond de wereld niet stil. Zowel in Frankrijk als in Turkije veranderde het politieke speelveld. Nicolas Sarkozy voerde een succesvolle campagne voor het presidentschap van de Franse Republiek. Het Turkse parlement werd door de verkiezingen van 22 juli 2007 zo opgeschud dat de afschaffi ng van het universitaire hoofddoekverbod binnen handbereik leek. Tamar biedt eerder een inkijkje in dan een volledig overzicht van het debat. Die discussie zelf zal nog wel even voortduren.
Op mijn reizen die tot dit boek hebben geleid werd ik onder meer vergezeld door Anne, Bart, Boris, Bram, Brita, Corrie, Fleur, Fatih, Fauzia, Frans, Gerrit, Gözde, Holly, Iro, Kezban Han?m, Levent, Maaike, Mazlum, Nanda, Nanja, Natalie, Osman, Persian Paul, Pelin, Rebekka, S¸ afak, Sibel, Soraya, Taner, Yannick en Zekeria. Voor de argeloze lezer niet meer dan een rijtje namen, maar hun invloed is onmiskenbaar. Régine Dugardyn van uitgeverij Ten Have ben ik dankbaar voor het vertrouwen, dr. Han van Ruler (Erasmus Universiteit Rotterdam) en dr. Roland Pierik (Radboud Universiteit Nijmegen) voor het kritisch lezen van het manuscript.
Tot slot. Tamar is opgedragen aan Jan Glazema. Zijn aanmoedigingen tot vervelens toe hebben meer aan dit boek bijgedragen dan ik wil toegeven.